2020.03.21 Brief ABP aan PensioenScheiden

Onderstaand treft u de reactie van ABP aan, naar aanleiding van de door u ingebrachte agendapunten tijdens het overleg tussen Pensioenscheiden en ABP, op 29 november 2019. Alsmede het door u gemaakte verslag hiervan.
Ook reageren wij op uw e-mails van 9 januari 2020 en 7 februari 2020.

Alvorens dat te doen, willen wij echter onze excuses aanbieden voor de vertraging die is ontstaan bij het opstellen van deze reactie.

1.: Tarief grondslagen datum scheiding:

In Boon/Van Loon heeft de Hoge Raad geoordeeld dat pensioenrechten in de huwelijks goederengemeenschap vallen. Hoe die pensioenrechten dan worden verdeeld, wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Die redelijkheid en billijkheid zullen met zich meebrengen, dat verrekening slechts mogelijk is als de ene partij met de andere partij een voorwaardelijke uitkering afspreekt. Die uitkering wordt opeisbaar naarmate de pensioentermijnen van de gepensioneerde vervallen.

In de gebruikelijke contante waarde (CWB-) opgaven van ABP wordt uitgegaan van de waarde van het pensioen, of de pensioenen, tot het moment van scheiding. Dat is naar mijn mening niet in strijd met het arrest, en ik denk dat PensioenScheiden het hiermee eens is. Voorts wordt in de opgave van ABP, op basis van de (helft van de over) waarde van de pensioenen, een voorwaardelijke uitkering berekend. Hierbij gaat ABP inderdaad uit van de tarieven/rekenregels op moment verzoek om een opgave. PensioenScheiden is van mening dat het arrest dit verbiedt.

Noot 16.04.2020 13.37 : Ik heb niet aangegeven dat het arrest dit verbied. Ik heb aangegeven dat de waarde op het moment van scheiding bepalend is. Door rekening te houden met tarieven op het moment van de aanvraag, wordt pensioen wat eerst opgebouwd is na de datum scheiding meegenomen. Tarief datum scheiding

Voorop staat dat de ex-partners verantwoordelijk zijn voor de verrekening van de pensioenrechten. En hoe ze dat dan invullen, ligt bij die ex-partners en niet bij ABP. De ene ex-partner, die geen pensioen heeft opgebouwd, heeft een claim jegens de ex-partner die het pensioen heeft opgebouwd. Die partijen moeten de verrekening vormgeven, ABP is hiervoor niet verantwoordelijk.
ABP heeft geprobeerd een (standaard) opgave te maken, die recht doet aan dat wat in het arrest staat. Dit standpunt wil ik nog eens gezegd hebben, want dat geeft aan wat de positie van ABP is.
Wij doen een (onverplichte) opgave, die partijen wel of niet kunnen volgen, of waarvan partijen vinden dat die wel of niet redelijk en billijk is.

Dan lijkt het me goed om twee dingen te scheiden.

In aanvulling op dit laatste punt b.
Als de eerst, en enig, verantwoordelijken, dus de ex-partners, vinden dat het arrest tot een andere berekening dwingt, dan kunnen partijen daaraan invulling geven. ABP verstrekt alleen een berekening op basis van de rekenregels die gelden op het moment verzoek om een opgave.
Het is verdedigbaar om die regels te hanteren, bovendien kan ABP geen andere opgave met andere uitgangspunten verstrekken.

Noot 16.04.2020 14.13: Het is absoluut niet verdedigbaar, het is gewoon immoreel! Het leidt immers tot een veel hogere verrekening tussen ex-partners. Het ABP snijdt in principe zijn eigen deelnemers en/of werknemers. Zie ook: Tarief datum scheiding

De systemen zijn zo ingericht en gelet op de omvang van de populatie, kan en wil ABP alleen maar een opgave verstrekken met de actuele rekenregels. Een opgave op basis van andere (lees: vroegere) rekenregels zal ABP dan ook niet meer verstrekken.

2.: Matiging van pensioenverrekening:

ABP houdt inderdaad geen rekening met matiging van pensioenverrekening, tot maximaal 50% van het opgebouwde pensioen. Naar de mening van ABP is het pensioenfonds hier ook niet toe verplicht.

Noot 16.04.2020 14.13 : Het ABP houdt zich niet aan het arrest van de Hoge Raad van 20020405 HR, NJ 2002/366

In voorkomende gevallen, waarbij degenen die het pensioen heeft opgebouwd méér dan 50% van de waarde van het opgebouwde pensioen aan de ex-partner moet afstaan, is ABP de mening toegedaan dat partijen op basis van ‘redelijkheid’ en ‘billijkheid’ samen tot overeenstemming moeten komen over de te verdelen pensioenaanspraak.

ABP kan PensioenScheiden volgen als PensioenScheiden zegt dat partijen de hierboven genoemde redelijkheid en billijkheid veelal niet kunnen beoordelen. Om reden dat de onderbouwing van de opgave, met daarbij onder andere het bedrag van het feitelijk opgebouwde pensioen, niet meer wordt verstrekt. Hierover het volgende.

De ‘uitgebreide’ CWB-opgave, met onderbouwing van het bedrag van de voorwaardelijke uitkering, riep veel vragen op bij de deelnemers. Over de berekeningswijze, over de gehanteerde actuariële factoren, over de gehanteerde diensttijd en/of periode van deelname etc. Oftewel: méér vragen
dan de CWB-opgave feitelijk beantwoordde.

Daarom heeft ABP op enig moment besloten tot enkel nog het vermelden van het bedrag van de voorwaardelijke uitkering. Gevolg hiervan is dat wij in de praktijk zien dat díe deelnemers die ons benaderen, hoofdzakelijk nog vragen stellen over de periode (in- of exclusief de voorhuwelijkse periode) die bij de berekening is meegenomen. Op dit moment worden alle brieven en opgaven die ABP verstrekt herschreven. Ten aanzien van dít punt (welke periode wordt bij een CWB-opgave in aanmerking genomen?) wordt straks aanvullende informatie verstrekt.

Het is ABP inderdaad bekend dat de door de vrouwelijke deelnemer aan de ex-partner te betalen voorwaardelijke uitkering vaak heel hoog is. In nagenoeg alle gevallen wordt dit veroorzaakt door de geringe actuariële waarde van het bijzonder nabestaandenpensioen voor de ex-partner.

Op basis van de door PensioenScheiden ingebrachte argumenten hebben wij dan ook besloten om, ingeval van een aanvraag tot verdeling van een door een vrouw opgebouwd pensioen, standaard een opgave te verstrekken ínclusief onderbouwing.

3.: Indexeringen

Als ABP een verzoek om een CWB-opgave ontvangt, dan beschouwen wij degene die het pensioen heeft opgebouwd vanaf de scheidingsdatum als ‘gewezen deelnemer’ (slaper). Hier zoeken wij ook aansluiting met de Wet VPS: de hoogte van het te verdelen pensioen wordt bepaald alsof op het tijdstip van de scheiding de deelname beëindigd zou zijn (zie ook de strofe hierover in uw e-mail van 9 januari 2020). Ongeacht het feit dat de feitelijke pensioenopbouw ná de datum van echtscheiding mogelijk wordt voortgezet.

Noot 16.04.2020 14.29 : Zegt alleen iets over de hoogte van het te verdelen pensioen

ABP kan ook niet anders. De ex-partner van de pensioenopbouwer heeft immers geen recht op het pensioen dat na de scheidingsdatum is opgebouwd. Dit betekent dat de CWB-aanspraak wordt berekend overeenkomstig de methodiek die geldt voor de ‘reguliere slapers-aanspraak’, óók wat betreft indexatie. Hoe gaat deze indexering in zijn werk?

Stel de datum van echtscheiding is 1 november 1989. Dan berekenen wij de gemiddelde berekeningsgrondslag (de ‘middelsom’) over de laatste
twee jaren, voorafgaand aan het ontslagjaar. In dit voorbeeld het gemiddelde over de jaren 1987 en 1988. Vervolgens wordt deze middelsom ‘aangepast’, uitgaande van de algemene salarismaatregelen in de periode van 1 november 1989 tot en met 31 december 2003.

Rekening houdend met deze tot en met 31 december 2003 aangepaste middelsom én de franchise over het jaar 2003, wordt vervolgens de pensioenaanspraak op 1 januari 2004 berekend. Als ware het een ‘eindloonaanspraak’. De per 1 januari 2004 berekende aanspraak wordt vervolgens geïndexeerd, aan de hand van de indexatiefactoren zoals deze gelden vanaf 1 januari 2004. Nogmaals, dit is de methodiek waarop ABP ook het vóór 1 januari 2004 opgebouwde pensioen van de ‘gewezen deelnemer’ berekent.   

Naar de mening van ABP wordt met deze berekeningsmethodiek een acceptabele uitkomst verkregen. Waarbij geen van de partijen tekort wordt gedaan.

Noot 16.04.2020 14.36: In het gesprek met het ABP op 29 november 2019 heeft het ABP toegezegd voortaan alleen te indexeren, als de opgebouwde aanspraken ook daadwerkelijk geindexeerd worden. Voor actieve deelnemers houdt dat in, dat alleen geïndexeerd wordt vanaf 1 januari 2004. Uit bovenstaande maak ik op, dat het ABP hetgeen toegezegd is, weer terugdraait!

4.: Opgave op de pensioendatum en onderbouwing van opgaven
Indien de deelnemer reeds met pensioen is, dan verstrekt ABP de CWB-opgave op de daadwerkelijke datum van pensionering. Is de deelnemer nog niet met pensioen, dan verstrekken wij de opgave op de AOW-datum. Daar houden wij ook aan vast, het is immers nooit te voorspellen op welk moment een deelnemer met pensioen gaat. Daarnaast, ons inziens is dit ook de meest reële datum.

Ten aanzien van de onderbouwing van de opgaven verwijs ik hier naar hetgeen wij onder punt 2 hebben aangegeven. Ingeval er wordt gevraagd om een CWB-opgave van een vrouwelijke deelnemer, dan zal ABP een opgave inclusief onderbouwing verstrekken. Met nadruk wil ik aangeven dat het dus niet zo is dat ABP in alle gevallen een dergelijke onderbouwing van een CWB-opgave verstrekt.

Noot 16.04.2020 14.41 Het ABP heeft op 29 november 2019 toegezegd alle deelnemers weer een opgave te vertrekken met onderbouwing. Ook deze toezegging wordt weer half teruggedraaid. Voor mannelijke deelnemers dient het ABP eveneens een onderbouwing te verstrekken.

5.: Uitwerking ingeval van VPS-conversie

Conversie van pensioen gaat veel verder dan simpelweg 50% van de tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraak aan de vereveningsgerechtigde toekennen. Bij conversie wordt het verdeelde ouderdomspensioen (standaard voor 50%, dan wel een afwijkend overeengekomen percentage) én het bijzonder nabestaandenpensioen omgerekend in een eigen pensioenaanspraak voor de vereveningsgerechtigde, uit te keren vanaf de datum van pensionering van diezelfde vereveningsgerechtigde.

Anders dan bij een standaard VPS-verdeling, liggen aan een conversie actuariële vragen ten grondslag. Hoe verhoudt de geboortedatum van de vereveningsplichtige zicht tot de geboortedatum van de vereveningsgerechtigde? Gelet op deze geboortedata, hoe groot is de kans dat er een bijzonder nabestaandenpensioen zou worden toegekend? En hoelang zou dit bijzonder nabestaandenpensioen tot uitkering komen? Etc etc. Dit maakt een conversie berekening tot een actuariële, en daarmee ingewikkelde, berekening. Die in niets te vergelijken is met de reguliere standaardverevening.

Wij hebben u recent een tweetal uitwerkingen gestuurd van conversie berekeningen. Voor de heer D mevrouw S. Uit deze uitwerking, welke overigens volledig ‘handmatig’ tot stand kwamen, blijkt overduidelijk de complexiteit van de achterliggende berekeningsmethodiek.

In deze situatie moet specifiek worden opgemerkt dat het bij een verzoek om conversie nooit mogelijk is om naar een bepaald uitkeringsniveau toe te rekenen. Zoals partijen kennelijk in het echtscheidingsconvenant hadden bedoeld. Daarvoor speelt bijvoorbeeld de actuariële waarde
van het bijzonder nabestaandenpensioen een te grote rol. Het moge duidelijk zijn dat ABP de hierboven genoemde uitwerking bij hoge uitzondering éénmalig heeft verstrekt. ABP is van mening dat zowel de vereveningsplichtige, als de verevenings-gerechtigde erop mogen vertrouwen dat de door ABP verstrekte berekeningen correct zijn.

Het standaard versturen van een uitwerking van een conversie roept naar onze mening vele vragen op en voorziet niet in de behoefte die de deelnemer of diens ex-partner wenst. Daarnaast is het uiteraard ook zo dat onze medewerkers beide ex-partners graag te woord staan, als er
om meer informatie en uitleg wordt gevraagd.

6.: Polis met pensioen uit conversie

Het is de bedoeling dat vereveningsgerechtigden met recht op een eigen pensioenaanspraak vanwege conversie-verevening een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) gaan krijgen. Teneinde dit te realiseren, worden op dit moment de nodige (automatiserings-) technische voorbereidingen getroffen. Op dit moment kan ABP helaas niet bevestigen dat dit nog dit jaar (2020) gaat lukken.  

7.: Ongehuwdenpensioen

Dit item behoeft weinig toelichting. In de opgave van ABP wordt rekening gehouden met het feit dat er een pensioen voor gehuwden is en een pensioen voor ongehuwden. Dit vloeide voor uit de ABP-wet en is tevens geregeld in het overgangsrecht van de huidige pensioenregeling.
Bij de berekening van het ouderdomspensioen voor wat betreft de opbouwperiode tot 1995, bepaalt de SVB status, gehuwd of ongehuwd, de hoogte van het te betalen ouderdomspensioen. In de CWB-opgave van ABP wordt hiermee rekening gehouden.

8.: Uitspraak AMP-wet

In de uitspraak die gaat over de AMP-wet wordt ook rekening gehouden met de waarde van het ongehuwdenpensioen. Zoals PensioenScheiden in zijn verslag aangeeft, moet de waarde van de aanspraken tot einde gemeenschap worden verrekend. Het ongehuwden pensioen hoort hierbij.

9.: Pensioen- en Spaarfondsenwet

PensioenScheiden schrijft onder dit kopje dat de PSW voorschrijft dat opgebouwde aanspraken nimmer aangetast kunnen worden. Als voorbeeld noemt hij de verlaging van pensioenen bij parttimers. Hij vraagt zich daarbij af of ABP onder de PSW valt. Naar mijn mening viel ABP tot januari 1996 niet onder de PSW. Voor ABP gold toen de ABP-wet. Voorts is mij niet duidelijk waar PensioenScheiden precies op doelt. Hij suggereert dat ABP opgebouwde aanspraken verlaagt, maar mijns inziens doet ABP dat niet. Tenzij ABP moet korten, maar dan is er een wettelijke en reglementaire basis.

Noot 16.04.2020 14.13 : Deelnemers die in de jaren tachtig van fulltime naar parttime gingen hadden een knip moeten aanvragen. Als een knip aangevraagd werd, werd de tijd tot het moment van parttime als een aparte dienstlijn beschouwd. Het ABP weet precies waar ik op doel. Uit het onderhavige dossier bleek dat de man geen knip aangevraagd had, waardoor 10 jaar fulltime aan opbouw onder het tapijt geveegd is.

10.: Verlaging Bijzonder Partnerpensioen, klantnummer: 126 47 29 47

Op 7 oktober 2009 stuurde ABP mevrouw V het Pensioenoverzicht voor ex-partners. Dit overzicht toont een bijzonder partnerpensioen ter grootte van € 3 788 per jaar. In het geactualiseerde overzicht van 24 november 2013 bedraagt het bijzonder partnerpensioen voor mevrouw V € 3 779 per jaar. Ik zal u uitleggen waarom deze aanspraak in 2013 met € 9 daalt.

 

Deze laatste aanspraak wordt in het overzicht van 24 november 2013 afgerond tot € 3 779.

11.: Svp alleen maar toezending van díe opgaven die gevraagd werden

Kortheidshalve verwijzen wij hier naar hetgeen onder ‘1’ en ‘3’ is gezegd.
Onder ‘1’ heeft ABP uitgelegd waarom het pensioenfonds enkel opgaven verstrekt op basis van
de tarieven en factoren die gelden op de datum van de aanvraag. Onder ‘3’ is ingegaan op de wijze waarop ABP de aanspraken indexeert. Aan deze uitleg houden wij onverkort vast.

Dit betekent dat ABP géén andere (lees: afwijkende) opgaven verstrekt, anders dan de opgaven die gelden op het moment van aanvraag. Dit geldt ook ten aanzien van de verzoeken om indexering.
ABP verstrekt enkel de indexatie overeenkomstig hetgeen onder ‘3’ hierover is medegedeeld.

Uw e-mail van 9 januari 2020

In uw e-mail van 9 januari 2020 herhaalt u uw vraag omtrent de vermindering van het Bijzonder Partnerpensioen voor mevrouw V. Eerder in dit bericht, onder ‘10’, is deze vermindering toegelicht.

Ook stelt u vragen over de ontwikkeling van de percentages van het (bijzonder) partnerpensioen. Hierover het volgende.

Ongeacht het moment van overlijden, bedraagt het bijzonder partnerpensioen dat tot 1 januari 2004 (onder de eindloonregeling) werd opgebouwd 5/7 deel van het ouderdomspensioen. De daling van het opbouwpercentage nadien (naar 5/10 deel en 5/14 deel) heeft géén invloed
op de hoogte van het tot 1 januari 2004 opgebouwde bijzonder nabestaandenpensioen. Dit blijft 5/7 deel van het ouderdomspensioen. Uw stelling is correct. Het door PensioenScheiden vermelde schema met de op de diverse data wisselende opbouwpercentages is eveneens correct.

 Uw e-mail van 7 februari 2020

In antwoord op uw e-mail van 7 februari 2020 treft u onderstaand een overzicht aan van de in de recente UPO’s gehanteerde data waarop de pensioenprognoses zijn gebaseerd:

2009:     63 + 65 jaar
2010:     63 + 65 jaar
2011:     63 + 65 jaar
2012:     65 jaar
2013:     65 jaar
2014:     65 jaar
2015:     AOW-leeftijd
2016:     AOW-leeftijd
2017:     AOW-leeftijd
2018:     AOW-leeftijd
2019:     AOW-leeftijd (+ uitleg AOW-leeftijd is xx jaar en xx maanden)
2020:     wordt AOW-leeftijd (+ uitleg AOW-leeftijd is xx jaar en xx maanden)

Heeft u vragen?
Neem dan contact op met Het ABP, via tel.nr.: 06 – 831 44 273.

Met vriendelijke groet, namens ABP

Manager Pensioenuitvoering APG

2020.01.09 Mail PensioenScheiden aan ABP

Voor zover ik me kan herinneren staat er nog een vraag open over een lichte daling van een Bijzonder Partnerpensioen, waar ik nog geen antwoord van je op heb ontvangen Kan je overigens aangeven wanneer ongeveer ik van jullie kant een afschrift kan verwachten van jullie verslaglegging? Daarnaast heb ik nog de volgende vraag.
Het (Bijzonder) Nabestaandenpensioen is de laatste jaren qua hoogte nogal eens aangepast. Tot 01.01.2004 was de eindloonregeling van toepassing. Klopt het dat het per 31.12.2003 opgebouwde premievrije nabestaandenpensioen 5/7 van het naar evenredigheid opgebouwde ouderdomspensioen per 31.12.2003 was? Klopt het, dat als het NP qua toezegging daalde het NP opgebouwd voor 01.01.2004 qua hoogte niet aangetast werd? In feite zou het nabestaandenpensioen na 31.12.2003 als gevolg van de ingevoerde middelloonregeling jaarlijks moeten stijgen, klopt?

In de Wet VPS staat dat de hoogte van het te verevenen pensioen bepaald wordt alsof op het tijdstip van de scheiding de deelneming beëindigd zou zijn. Het nabestaandenpensioen wordt qua hoogte hiervan afgeleid. Kortom als het ouderdomspensioen
€ 1000,- bedroeg, dan was het opgebouwde nabestaandenpensioen 5/7 van € 1.000,- = € 714,28 per 01.01.2004. Klopt?
Artikel H1.1 Het pensioen van de nabestaande van een ambtenaar bedraagt 5/7 van het pensioen waarop de ambtenaar recht of uitzicht zou hebben gehad (tekst uit Pensioenreglement voor 01.01.1996)

Verneem graag van je, of hetgeen ik bovenstaand stel juist is.

Van tot Overlijden voor 65 Overlijden na 65
01.01.2004 5/7 van het Ouderdomspensioen 5/7 van het Ouderdomspensioen
01.01.2004 01.01.2006 5/7 van het Ouderdomspensioen 5/14 van het Ouderdomspensioen
01.01.2006 01.01.2015 5/10 van het Ouderdomspensioen 5/14 van het Ouderdomspensioen
    Overlijden voor 67 Overlijden na 67
01.01.2015 01.01.2016 5/10 van het Ouderdomspensioen 5/10 van het Ouderdomspensioen
01.01.2016 01.01.2018 5/10 van het Ouderdomspensioen 70% van het Ouderdomspensioen
    Ongeacht moment van overlijden Ongeacht moment van overlijden
01.01.2018   70% van het Ouderdomspensioen 70% van het Ouderdomspensioen

 

2019.11.29 Gesprek PensioenScheiden met ABP – te Heerlen

1.  Boon/Van Loon-arrest – Tarief grondslagen datum scheiding Zie ook:  Tarief datum scheiding

Het ABP heeft tot plm. 2010 altijd gerekend op basis van de tarieven/grondslagen op het moment van scheiding. Vanaf 2010 is het ABP gaan rekenen met de tarieven op het moment van de aanvraag. Dit leidt tot ongewenste uitkomsten. Het ABP is niet bereid om voor scheidingen tot 1 mei 1995 weer over te gaan tot het vaststellen van het te verrekenen bedrag, zoals in het Boon/van Loon arrest vermeld onder punt 13: De verschuldigde bedragen dienen te worden vastgesteld, ervan uitgaande dat recht op verrekening bestaat ten belope van de helft van de waarde van het deel van het pensioen, dat voor de ontbinding van de gemeenschap was opgebouwd.  Het ABP geeft aan dat alleen na een gerechtelijke uitspraak, zij  bereid zijn om hun zienswijze aan te passen. Aan het ABP aangegeven dat als ik de kans krijg over te gaan tot een gerechtelijke procedure, ik dat niet zal nalaten.

2. Matiging van pensioenverrekening – 20020405 HR, NJ 2002/366

Op het punt van  de matiging trekt de rechtspraak min of meer één lijn. Indien de voorwaardelijke uitkering meer 
bedraagt dan 50% van het opgebouwde pensioen op de datum scheiding, dan wordt de uitkering tot 50% van dat
ouderdomspensioen gematigd. Vanaf aanvang houdt u geen rekening met de matiging. 

Het ABP geeft aan, dat de verantwoordelijkheid in deze niet bij hun ligt, maar bij hun deelnemers. Het ABP erop gewezen dat ze in ieder geval nagelaten hebben hun deelnemers hierop te wijzen. Sinds een aantal jaren ontvangen de deelnemers ook geen onderbouwing meer, zodat als de deelnemer deze kennis al zou hebben, ze dat nu in ieder geval niet meer kunnen vaststellen. Aan het ABP verzocht haar communicatie hierop aan te passen.

3. Indexeringen – ECLI:NL:HR:2006:AW6163, Hoge Raad, C05/134HR – 06.10.2006 Zie ook: Indexering

Alleen de indexeringen toepassen, zoals omschreven in dit arrest.  Worden andere indexeringen toegepast, dan   
ook  duidelijk vermelden dat hiervoor geen wettelijke regels aanwezig zijn.

Na een redelijke lange discussie samen vastgesteld dat indexatie voor actieve deelnemers in feite alleen toegepast moet worden vanaf 1 januari 2004.  In de communicatie met haar deelnemers zal het ABP dit in de brief moeten opnemen.

4. Brieven met opgaven op basis van Boon/ van Loon graag met onderbouwing verstrekken.   Duidelijk in  de brieven
aangeven op wat voor pensioendatum de berekeningen vervaardigd zijn, dus niet alleen verwijzen naar de
AOW-datum. Ook graag de uitgangspunten vermelden


ABP zou bereid zijn, alle opgaven weer met onderbouwing te verstrekken. In het gesprek is nagelaten aan te geven dat het wenselijk is, de daadwerkelijke pensioendatum te vermelden in alle opgaven en niet aan te geven “AOW-datum”.
ABP wil vanaf het moment dat ze onderbouwde opgaven verstrekken, PensioenScheiden geen aparte opgaven meer te verstrekken. Aangegeven hier op tegen te zijn, zolang ze blijven doorgaan met het verstrekken van de opgaven van het te verrekenen pensioen op basis van de tarieven op het moment van de aanvraag.  

5.  Wanneer een klant vooraf vraagt aan het ABP een opgave te verstrekken omdat hij/zij wil converteren, ook
duidelijk in de opgave aangeven, dat het wellicht lijkt alsof er minder ouderdomspensioen in mindering gebracht
wordt, maar dat er echt rekening gehouden wordt met 50% van de opgebouwde aanspraken. Misschien
verstandig om toch alle pensioensoorten te vermelden met hun contante waarden en uit te leggen op welke wijze
het oorspronkelijke pensioen verminderd wordt.

Aan het ABP aangegeven dat in de vooraf aan de deelnemers verstrekte opgaven vermeld staat dat 50% van de in de huwelijkse periode opgebouwde aanspraken toekomt aan de andere ex, dit wel zo door het ABP aangegeven wordt, maar niet gecontroleerd kan worden of dat  ook daadwerkelijk zo is doorgevoerd.  ABP merkt op, dat dat een kwestie van vertrouwen is.  Verder wordt opgemerkt dat rekening gehouden wordt met persoonlijke actuariële factoren. Aangegeven dat e.e.a. door beide ex-partners niet gecontroleerd kan worden.
De man/vrouw  verwacht 50% van zijn aanspraken kwijt te zijn en komt vervolgens tot de conclusie dat dat niet klopt. Ook op dit punt dient het ABP zijn communicatie met de deelnemer te verbeteren.
6.   Een polis of Bewijs van verzekering verstrekken met het pensioen uit conversie!

Onder voorbehoud wordt door het ABP aangegeven dat in de loop van 2020 een bewijs van verzekering verstrekt wordt aan de betrokken deelnemers.

7.   Ongehuwdenpensioen?:  In brieven voor datum 1992?, werd onder punt B bij een Boon/van Loon-berekening,
aangegeven, wat het ouderdomspensioen van de man werd, na overlijden van de echtgenote.
In feite was hier sprake van een voorwaardelijk ouderdomspensioen, dat alleen uitgekeerd wordt, als de
ex-partner zou komen te overlijden.  Wanneer is de ABP-wet op dit punt gewijzigd?

Er is in feite altijd sprake geweest van een Ongehuwdenpensioen.


8.  ECLI:NL:GHSGR:1992:AW5557   Uitspraak AMP-wet
In alle ABP-berekeningen wordt rekening gehouden met de waarde van een  Ongehuwdenpensioen. 
Een uitspraak gedaan onder de AMP-wet, kan dus alleen gevolgen hebben voor  deelnemers die vallen onder de
AMP-wet.  Voor deelnemers onder de ABP-wet of de PSW zou dus geen rekening  gehouden mogen worden met
de contante  waarde van het Ongehuwdenpensioen. Pensioenfonds KPN is  omstreeks 2018 gestopt met rekening  
te houden met de   waarde van het Ongehuwdenpensioen. Hoe denkt het ABP hierover?

In het Boon/van Loon-arrest wordt aangegeven dat de waarde van de aanspraken tot de datum scheiding bepalend is. En in principe hoort het Ongehuwdenpensioen daar ook bij. Overeengekomen wordt dat zo te laten.
 
9.   Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW)
Onder de PSW kunnen opgebouwde aanspraken nimmer aangetast worden, als sprake is van verlaging van het
pensioen, als bijvoorbeeld het geval kan zijn bij parttimers.  Valt het ABP nu sinds de aanvang ook onder de PSW?
Hoe moet ik dit zien in relatie tot punt 7 en 8?

Niet. Volgens het ABP valt het ABP eerst met ingang van 1 januari 1996 onder de PSW.  Deelnemers die in de jaren tachtig van fulltime naar parttime gingen hadden een knip moeten aanvragen. In de ABP-wet wordt dit duidelijk vermeld. Deelnemers en/of werkgevers hadden dit moeten aanvragen.  Opgemerkt dat er in feite opgebouwde aanspraken verdwenen zijn, dit zou onder de PSW nimmer gebeurd kunnen zijn.

10. Verlaging Bijzonder Partnerpensioen (klantnummer 126 47 29 47)
Kwam recent een UPO tegen, waarbij het Bijzonder Partnerpensioen per 31.12.2012 was gedaald ten opzichte
van het Bijzonder Partnerpensioen per 01.01.2009. Ging om een klein verschil. Maar toch!

Het ABP heeft aangegeven dit te zullen uitzoeken.

11. Verstrekte opgaven ABP aan PensioenScheiden
Ik zou graag opgaven van het ABP willen ontvangen, waarin alleen die informatie in vermeld staat, waar ik om 
gevraagd heb.

Volgens het ABP was de doel van het gesprek, dat ze eigenlijk geen afwijkende opgaven meer willen verstrekken. Aan het ABP aangegeven dat zolang het ABP haar opgaven blijkt verstrekken op basis van de tarieven/grondslagen op het moment van aanvraag en/of opgaven in relatie tot indexering blijft verstrekken, PensioenScheiden deze opgaven zal blijven opvragen. PensioenScheiden verwacht dat het ABP in de opgaven alleen datgene opneemt, wat door PensioenScheiden gevraagd wordt.

Opgemaakt: Wolvega, 12 december 2019.

Terug naar: PensioenScheiden of Pensioenweetjes

Laatstelijk aangepast: 16 april 2020